Formule-Atlas
De formule-atlas van FoodPersonality: de afgelopen twee jaar hebben we nagenoeg alle als supermarkt aan te duiden formules in deze rubriek beschreven. De komende tijd zullen we in deze rubriek daarom vanuit een nieuw perspectief naar geografische aspecten van supermarktformules kijken. Dit keer proberen we in kaart te brengen voor welke formule de overname van Deen het meest gunstig uitpakt. De informatie is afkomstig van Bureau van der Weerd, adviesbedrijf in winkelonderzoek.
De recent aangekondigde overname van Deen Supermarkten door Albert Heijn, DekaMarkt en Vomar houdt de gemoederen in de sector flink bezig. Het is dan ook niet nik; een door consumenten jarenlang gewaardeerde regioformule met 80 winkels verdwijnt uit het Nederlandse supermarktlandschap. Vooral in een aantal Noord-Hollandse marktgebieden waar Deen een ijzersterke marktpositie heeft opgebouwd, ontstaat door de overname een aardverschuiving in onderlinge concurrentieverhoudingen. In termen van segmentering en marktpositionering zijn de verschillen tussen Deen, Dekamarkt en Vomar namelijk veel kleiner dan tussen Deen en Albert Heijn.
Deen is een typische formule uit het middensegment die sterk kan concurreren op een gunstige prijs- en kwaliteitverhouding. Dit geldt ook voor Dekamarkt. Vomar heeft een sterkere prijsfocus, maar kan prima met het middensegment mee. Albert Heijn onderscheidt zich daarentegen met een duidelijk hogere servicegraad. Dankzij de succesvolle uitrol van de Echt Vers-formule en investeringen in nieuwe technologie, ontwikkelt Albert Heijn veel kracht om de positie als landelijk marktleider te handhaven en uit te bouwen.
Vestigingspatroon van Deen en Albert Heijn. Duidelijk te zien is dat Albert Heijn nauwelijks poot aan de grond kreeg in met name de regio's West-Friesland en Waterland.
Het verschil tussen Deen, Dekamarkt, Vomar enerzijds en Albert Heijn anderzijds komt duidelijk tot uitdrukking in een vergelijking van de gemiddelde omzet per m² winkelvloeroppervlak (wvo). Aan de hand van cijfers van Locatus en IRI kan worden becijferd dat de gemiddelde vloerdruk van Deen bijna 33% lager ligt dan die van Albert Heijn. De gemiddelde vloerdruk van Dekamarkt en Vomar ligt weer ruim een derde lager dan die van Deen.
Voor Dekamarkt en Vomar lijkt er vooral een grotere omzetpotentie in het verschiet te liggen. De partij die het grootste afbreukrisico loopt, lijkt op basis van deze analyse toch echt Albert Heijn te zijn.
De ‘theoretische’ omzetclaim van een Albert Heijn is in een marktgebied dus relatief groot. In marktgebieden met diverse aanbieders zal de concurrentiedruk bij overname van een Deen-vestiging door Albert Heijn sterk toenemen. Of Albert Heijn er daadwerkelijk in slaagt om de vloerdruk van Deen op die locaties te evenaren of zelfs richting de ‘eigen’ gemiddelde vloerdruk te groeien hangt in essentie van twee zaken af: in de eerste plaats van het lokale formulebeeld. Hebben consumenten de keuze om binnen aanvaardbare afstand uit te wijken naar alternatief supermarktaanbod met een vergelijkbare prijs- en kwaliteitverhouding als men gewend was bij Deen? Zo ja, dan wordt het een hele uitdaging voor Albert Heijn om de omzet van Deen te evenaren.
Daarnaast is het type consument belangrijk. Heeft het lokaal draagvlakprofiel (type huishouden, leefstijl, inkomen, koopgedrag, etc.) in voldoende mate behoefte aan een formule als Albert Heijn? In marktgebieden zoals Hoorn of Purmerend zijn er diverse wijken waar ‘prijs’ voor veel consumenten bepalend is. In dit soort marktgebieden is een formule met een sterkere prijsfocus nooit ver weg.
Uit een nadere analyse op basis van type supermarktlocaties, blijkt dat 25 Deen-vestigingen deel uitmaken van een ‘kernverzorgend centrum’. 14 van deze locaties neemt Albert Heijn straks over. Het afbreukrisico op dit soort locaties is relatief beperkt, omdat concurrentie op korte afstand vaak ontbreekt. Albert Heijn kan de primaire functie van Deen hier makkelijker overnemen. Voorbeelden zijn Middenbeemster, Opmeer, Waarland of Tuitjenhorn. Ditzelfde geldt ook voor diverse solitaire vestigingspunten of kleinere buurtcentra zonder directe concurrentie zoals in Zwaag of Edam.
Spannender wordt het in de categorie ‘wijkwinkelcentra’. Deze categorie telt 17 Deen-vestigingen waarvan er zeven worden overgenomen door Albert Heijn. Deze supermarktlocaties zijn onderdeel van een grotere boodschappenstructuur waar concurrentie altijd nabij is zoals Purmerend. In Purmerend neemt Albert Heijn drie van dit soort locaties van Deen over: in de winkelcentra Makado, Meerland en Weidevenne. In Makado is Albert Heijn de enige supermarkt. Deen functioneert hier erg goed, mede dankzij een prima aansluiting op het lokale draagvlak. Deze ‘match’ is voor Albert Heijn veel minder vanzelfsprekend. De kans is dan ook reëel dat Albert Heijn hier de omzet van Deen moeilijker zal evenaren omdat consumenten uitwijken naar nabijgelegen alternatieven zoals Vomar of Lidl. In de winkelcentra Meerland en Weidevenne is Albert Heijn veel meer op zijn plaats. Hier is sprake van een lokaal draagvlakprofiel dat beter overeenkomt met dat van Albert Heijn.
Saillant is dat Albert Heijn in beide winkelcentra concurreert met Vomar. Enerzijds vormt een combinatie met Vomar een versterking van het lokale supermarktaanbod als geheel en zal er meer sprake zijn van combinatiebezoek dan nu met Deen dankzij de toegenomen complementariteit. Anderzijds zullen prijsbewuste consumenten een voorkeur hebben voor Vomar. Vomar kan hier dus rekenen op veel Deen-klanten. Op het niveau van de totale boodschappenstructuur van Purmerend wordt Albert Heijn dominant. Daarmee ‘kannibaliseert’ Albert Heijn op de eigen XL-vestiging die in de bestaande situatie een regionale verzorgingsfunctie heeft en daarbinnen heel Purmerend bedient. Ook zal een dominantere positie in het fysieke supermarktlandschap betekenen dat er meer geconcurreerd wordt met het eigen online verkoopkanaal.
Albert Heijn zal zich volledig bewust zijn van het hierboven geschetste afbreukrisico in marktgebieden waar Deen domineert. In de verdeling van de Deen-winkels zal hier veel rekening mee zijn gehouden. Albert Heijn neemt relatief veel winkels over met een hoge vloerdruk en creëert daarmee een zo gunstig mogelijk vertrekpunt, waarmee een deel van het afbreukrisico wordt afgedekt. Vomar neemt weliswaar minder winkels over, maar zal zien dat ook bestaande vestigingen garen zullen spinnen in het nieuwe Noord-Hollandse supermarktlandschap. Datzelfde geldt voor Dekamarkt dat 19 vestigingen aan het vestigingennetwerk toe kan voegen, waaronder de grootste Deen-vestiging aan de Wagenweg in Purmerend (van bijna 2.100 m² wvo).
Formulebeeld in Purmerend nu (links) en na (rechts) de overname van Deen.
Het antwoord op de vraag voor wie de overname van Deen het meest gunstig uitpakt heeft verschillende dimensies. Albert Heijn is verwikkeld in een heftige landelijke concurrentiestrijd met Jumbo en deelt met de overname van 39 Deen-winkels een gevoelige tik uit aan Veghel. Jumbo zal langer moeten wachten om toe te slaan in Noord-Holland, terwijl Albert Heijn volop perspectief heeft op uitbouw van het landelijke marktaandeel. Dekamarkt en Vomar versterken hun posities als regioformules. De verwachting is verder dat ook andere formules gunstige effecten zullen ondervinden van de overname, met name in marktgebieden waar Albert Heijn dominanter wordt.
Locatiekwaliteit bepaalt normaal gesproken het succes van een supermarktexploitatie. Deen beschikt - enkele uitzonderingen daar gelaten - over kwalitatief goede locaties. In deze situatie bepaalt met name de consumentenvoorkeur hoe gunstig de overname van Deen voor de drie overnemende formules op lokaal niveau uitpakt. Op het niveau van individuele supermarktexploitaties zouden Dekamarkt en Vomar wel eens in het voordeel kunnen zijn met veel bovengemiddeld kritische en prijsbewuste consumenten in de regio’s West-Friesland en Waterland.
Assortiment, winkelbeleving, shoppergegevens
Het klinkt als het noodlot tarten: een uitgebreide afdeling verse vis opzetten in een supermarkt, terwijl visspeciaalzaken je lokale marktgebied overwoekeren en al je klanten experts zijn – want: vissersgezinnen.
En toch is dat precies wat Plus-ondernemer Ronald Lohman in Breskens deed. Op het oog ziet de bedieningsafdeling eruit zoals je dat bij andere versgroepen gewend bent: vitrines met vis, personeel in nette kleding en heldere aanduiding van de afdeling, met grote letters. Maar een stap dichterbij zie je het verschil. De verse vis wordt dagelijks beleverd en op verzoek op de bakplaat gebakken. Voor wie meer haast heeft, ligt de vis klaar onder de noemer ‘Maaltijdgemak’. Niet de lekkerbekjes die je overal vindt, maar een assortiment met hoogwaardige kwaliteit, van onder meer scampi’s, kreeft en geschroeide tonijn.
Maar wat écht het verschil maakt, dat merkte ik in een gesprek met de ondernemer. Deze afdeling is het resultaat van twee jaar experimenteren; aanvankelijk begonnen met twee koekenpannen tot de professionele bakplaat van nu. Het is ook een streven naar kwaliteit: dat betekent dat het dagelijkse aanbod op de visafslag bepalend is voor het assortiment. Ook heeft Lohman een eigen prijssysteem ontworpen, omdat het nettogewicht van de vis afhangt van het type en de bewerking. Ten slotte, gepassioneerd personeel met horeca-ervaring, dat het klanten naar hun zin maakt.
Voor mij is deze visafdeling een voorbeeld van ‘toekomstbestendige retail’: een weloverwogen selectie van assortiment, leren uit experimenten en je inleven in de shopperbehoeften. Zonder dat hier sprake is van een investering in technologie. Let wel, ook ik zie een rol voor technologieën bij supermarkten, ik kom daar later nog op terug met voorbeelden. Maar de vraag over technologie komt pas nadat je de ideale klantervaring hebt ontdekt, en die technologie moet aantoonbaar tot meer gemak en/of plezier leiden.
Investeringen in technologie zijn voor supermarkten absoluut nodig. Maar de reden daarvoor is de opkomende concurrentie van technologiebedrijven die de spelregels van de levensmiddelenhandel aan het veranderen zijn. Supermarkten kunnen er niet omheen om de manier van opereren en de succesfactoren van techbedrijven te begrijpen.
De visafdeling van Plus Lohman in Breskens. Een professionele bakplaat is het eindresultaat van twee jaar experimenteren en zoeken. De medewerkers van die afdeling beschikken over horeca-ervaring.
‘Software eats retail’
Marc Andreessen, mede-oprichter van Netscape, omschreef ooit de toekomst van de detailhandel zo: ‘Software eats retail.’ Het punt is dat de groei van de retail uit online komt. En dat het initiatief niet is gekomen van tot voor kort de grootste retailbedrijven als Walmart, Tesco, Carrefour en Metro, maar van spelers als Amazon en Alibaba. Het merendeel van hun omzet vloeit voort uit de retail, maar de winst komt grotendeels uit andere activiteiten, zoals clouddiensten en reclame.
Amazon bijvoorbeeld boekte met de clouddiensten ongeveer € 32,4 miljard omzet. Dat is maar 12% van de totale omzet van € 260 miljard, maar die clouddiensten zijn wel goed voor 63%van de winst vóór belasting. In hart en nieren opereert Amazon als een techbedrijf dat met digitale innovaties de shopper wil verrassen. Daardoor denkt en handelt het anders. Amazon had eind vorig jaar bijna 10.000 actieve patenten in een breed technologisch scala, zoals dronevervoer, cloud computing, ‘machine learning’ en spraakherkenning. Sommige resultaten kennen we allang, de e-reader met de naam Kindle, spraakassistent Alexa en de praatzuil Echo.
Het gevolg van dit alles is dat de aard van de concurrentie is veranderd. We weten hoe we met korting op Efteling-kaartjes klanten van andere, traditionele supermarkten af kunnen pakken, maar dit retailmarketinginstrument schiet te kort om shoppers af te houden van een laaggeprijsd, oneindig online-aanbod. Sinds het ontstaan van de zelfbedieningssupermarkt is het elektronische kassasysteem waarschijnlijk de enige klantgerichte technologie-innovatie geweest. Dit betekende voor de klant een snelle betaling met minder kans op fouten, en voor de supermarkt de mogelijkheid om met data aankooppatronen van de klant te leren kennen en de logistieke keten efficiënter te maken.
Ik ben altijd huiverig geweest om technologie aan te raden alleen maar om mee te spelen. In de non-foodretail zijn de marges altijd hoger geweest, waardoor je meer speling hebt om te experimenteren. En hoewel ook ik slimme paskamers mooi vind, met spiegels die me met een druk op de knop van outfit laten wisselen, lost het niet echt een fundamenteel shopperprobleem op. Als Nederlandse supermarkten relevant willen blijven en wellicht zelfs internationaal mee willen spelen, moeten ze in technologie investeren. In digitale ‘assistenten’, innovaties en diensten die het boodschappen doen van de shopper in de supermarkt gemakkelijker en prettiger maken. Denk bij dat laatste onder meer aan:
Functie supermarkt verandert
Supermarkten blijven relevant voor shoppers, maar de functies van het supermarktgebouw gaan veranderen. Op dit moment vormt de hoofdmoot nog de efficiënte distributie van producten, waarbij klanten door middel van zelfbediening producten selecteren en direct afrekenen. Bij non-foodartikelen en digitale diensten neemt de online-winkel deze functie relatief eenvoudig over, omdat de shopper vaak maar één verzekering boekt of één tv koopt. Maar bij supermarkten is dat niet zo, omdat het bij supermarkten veelal om de aankoop van meer artikelen bij elkaar gaat. Het voorspellen van deze combinatie en voor iedereen efficiënt sorteren is een gigantische uitdaging. Maar modellen op basis van artificiële intelligentie en fulfilment centres worden steeds beter in het efficiënt inspelen op individueel shoppergedrag. Als shoppers diep in hun ziel kijken, zullen ze erkennen dat ze het niet echt leuk of spannend vinden om elke week merendeels dezelfde boodschappen te halen.
Een ander bezwaar is ook verwaterd: twintig jaar geleden dachten supermarkten nog dat de Nederlandse shopper per se aan de blaadjes sla wilde voelen, maar inmiddels begrijpen ze dat dit geen obstakel meer vormt in de omslag naar online. De snelle gewenning van online in non-foodretail heeft geresulteerd in het overbodig worden van (een deel van de) fysieke vestigingspunten, omdat de distributie veel efficiënter anders kan en het product goedkoper werd voor de shopper.
Deze ontwikkeling gaat ook de supermarkten beïnvloeden, waarbij ruimte beschikbaar komt voor nieuwe functies:
1. sociale banden verstevigen en ontmoetingsplekken creëren
2. educatie en debat over producten en bereidingswijzen
3. fungeren als marktplaats van kleine, lokale leveranciers
4. genot van de ontdekking van een lekker product
5. aanraken en beleven van het product
6. zin om te experimenteren en te proberen
7. zelfrealisatie of personalisatie door product (mede) te ontwerpen en/of produceren.
Los even van wat de consument wil en doet in een coronacrisis die alles overhoop gooit, deze genoemde functies komen niet van de grond, mede omdat supermarkten gericht zijn op de efficiënte productdistributie en de bijbehorende instrumenten als de vloermetermatrix en kpi’s (‘key performance indicators’) als omzet per m2 vvo, die zorgen dat we de supermarktruimte volledig benutten. Ook een kpi als conversie ofwel het aandeel van de bezoekers dat binnen een bepaalde categorie koopt, verliest aan waarde. Immers, het maakt niet uit of de shopper het product in de winkel alleen maar proeft en vervolgens online koopt.
Zolang formules aan de traditionele kpi’s vasthouden, kunnen andere initiatieven nooit als relevant voor de formule worden beschouwd. Neem een koffietafel of speeltoestellen voor kinderen: met de huidige kpi’s krijg je deze niet rendabel gerekend, laat staan als de supermarkt aan echt vernieuwende concepten wil werken, zoals keukens met gepersonaliseerde maaltijden in de supermarkt. Een meer gebalanceerd beeld ontstaat als formules de ruimte terugverdienen in klantgerichte kpi’s als klanttevredenheid en -trouw en bijdrage aan de (lokale) samenleving.
Nog eens de afdeling verse vis van Plus Lohman in Breskens: allemaal versgebakken. Scampi’s, kreeft, geschroeide tonijn, het aanbod wisselt met de dag omdat Lohman het assortiment aanbiedt van wat de lokale visafslag te bieden heeft.
Concurrentie met techreuzen
Er kan maar één Amazon zijn. Daarmee bedoel ik dat ‘online’ naar een markt van een alles-of-nietsspel neigt, onder het adagium ‘winner takes all’. Zo is WhatsApp handiger dan Telegram, omdat op de eerste veel meer Nederlanders aangesloten zijn. En dat betekent ook voor Amerikaanse shoppers dat de helft van hun productzoektochten op Amazon start, ook al kopen ze het daar niet. In Nederland heeft Amazon die status nog niet, zeker niet voor levensmiddelen omdat bij de opstart de nadruk van Amazon op non-food ligt. Uiteindelijk streeft het bedrijf naar marktdominantie. Met z’n financiële slagkracht biedt het een oneindig groot assortiment en het gemak van thuisbezorging aan, terwijl het genoegen neemt met minimale of zelfs minmarges. In de detailhandel van vandaag de dag zijn producten steeds vaker direct te bestellen via apps en andere media, die eerst alleen als voor communicatiedoeleinden werden gebruikt, zoals Facebook. In combinatie met 100% online-prijstransparantie heeft het weinig zin voor supermarkten om alles aan te bieden.
Groei door toevoeging van meer assortiment in de winkel is een denkwijze uit de hypermarkttijd, waarin zelfs voorraden van producten op de bovenste planken werden bewaard. En groei door toevoeging van winkels is weinig zinvol door de beperkte bevolkingsgroei en door de verschuiving van omzet naar online. De concurrentiestrijd met onlinespelers als Bol en Amazon is er een op drie terreinen:
1. Assortiment en product
2. Shopperbeleving
3. ‘Verwaarding’ van data
1. Assortiment en product
Een onlinegigant als Amazon of Alibaba biedt in principe van alles en nog wat tot in het bijna oneindige aan, omdat hij een platformfunctie wil vervullen. Een fysieke supermarkt kan dat niet en ook voor een online-formule is dat eigenlijk ondoenlijk en daarom doen supermarkten aan ‘het voorselecteren voor de consument’, zodat die zich zowel in de supermarkt als op de site van die formule zoektijd en ‘zoekwerk’ kan besparen. Maar de vraag is dan: wat zijn de criteria op basis waarvan een formule een artikel in dat assortiment opneemt? Dat kan kwaliteit zijn, maar ook bijvoorbeeld dierenwelzijn.
Bedenk ook dat naarmate de onlinegiganten meer op algoritmes sturen (bijvoorbeeld ‘mensen zoals jij vinden dit interessant’ of ‘je koopt dit, dus dan vind je dat ook fijn’), shoppers steeds minder nieuwe producten ontdekken. Een formule met een heldere visie op de productselectie kan inspelen op de intrinsieke behoefte van shoppers om verrast te worden. Denk hierbij ook eens aan Action of Kruidvat. In een ideale marktsituatie heeft de supermarktformule unieke producten, die nergens anders te koop zijn en die met eigen of ingehuurde productontwikkeling tot stand zijn gekomen. Als het mogelijk is om unieke producten zelf te ontwikkelen, kan de formule ervoor zorgen dat ze tijdelijk exclusief zijn of bekend staan om de snelheid waarmee innovaties van A-merken in de winkel liggen. Denk bijvoorbeeld aan La Morena, een reeks Mexicaanse producten die alleen bij AH te koop zijn.
2. Shopperbeleving
De onlinegiganten hebben geen last van investeringen in vastgoed. Ze hebben zich gericht op een grote assortimentskeuze tegen lage prijzen en het gemak van thuisbezorging. Veelal richten ze zich op functionele behoeften en strijden ze bijvoorbeeld om wie het snelst in een zo kort mogelijke tijd kan bezorgen. Drones, robots, niets is gek genoeg om de ‘last mile’ sneller te maken en als het meezit, ook goedkoper. Met de focus op efficiënte productdistributie ontstaat voor de traditionele supermarkten juist een mogelijkheid zich te richten op de beleving rond het product. Denk aan demonstraties en kookles. Bij het ontwerp van een nieuwe formule zou eigenlijk de ‘shopping journey’ voorop moeten staan, zodat ruimte wordt gecreëerd voor service en bijzondere ervaringen. Op dit moment worden bij het ontwerp van een supermarkt nog te vaak eerst de productgroepen ‘ingetekend’, die ze hebben en willen verkopen. Er wordt niet eerst onderzocht welke producten en diensten bij die shopping journey horen. Ironisch genoeg voegen de oorspronkelijk pure online-spelers nu ook winkels toe: enerzijds omdat fysieke winkels nuttig zijn bij het efficiënter maken van de ‘last mile’, anderzijds beseffen ze dat winkels helpen bij het achterlaten van indrukken en de versteviging van de klantrelatie.
3. ‘Verwaarding’ shopperdata
De kernactiviteit van partijen als Facebook is het verzamelen, analyseren en verkopen van data over interesses van consumenten en de plek waar ze zich bevinden. Ook supermarkten hebben ervaring met het ‘verwaarden’ – dus het ‘met toegevoegde waarde verkopen’ – van data door die data beschikbaar te stellen aan marktonderzoeksbureaus als Nielsen en IRI, waarbij op geaggregeerd formuleniveau of soms op winkelniveau uitspraken kunnen worden gedaan. Deze informatie is al veel geld waard, maar dit kan nog een stap verder gaan, door informatie op transactieniveau en over het koopgedrag van shoppers in winkels te verzamelen. Dan gaat het om kenmerken als welke boodschappen met elkaar in één mandje gekocht worden, het verschil in de effectiviteit van displays tussen diverse locaties en de typen shopperprofielen die een product in een bepaalde regio kopen. De programma’s die Albert Heijn en Jumbo op basis van hun scanning en klantenkaartdata zijn gestart, maken de verwaarding van deze data op twee manieren mogelijk: AH en Jumbo ontvangen betaling voor de data en ontvangen analyses, gemaakt door leveranciers.
Hierop is nog een vervolgstap mogelijk, namelijk: mogelijkheden voor de leverancier om via de retailer in contact te komen met de shopper. Hierbij kun je niet alleen denken aan narrowcasting, bijzonder schapmateriaal en digitale reclameborden in de winkel, maar ook aan e-mailaanbiedingen en meedoen in socialemediacampagnes. En dit sluit dan weer aan bij de eerder besproken vermindering van de distributiefunctie van winkels. Een goed voorbeeld is het permanente schapmateriaal dat Procter & Gamble en Unilever bij Albert Heijn plaatsen (zie de twee foto’s): gericht op productcommunicatie. Het gaat vaak ten koste van facings. Strategische marketeers aan leverancierszijde beschouwen supermarkten dan ook niet meer zozeer als een logistieke partij, maar steeds meer als een van de mogelijke ‘media’ – dus een plaats van contact tussen consument en de leverancier, met de mogelijkheid om iets uit te leggen. En dit geldt ook andersom: wat we vroeger alleen als communicatiemiddelen zagen, zoals tv of als platforms voor sociale interactie zoals Whatsapp, zullen steeds meer een distributiefunctie krijgen, met een knop voor een aankoop.
Om ‘Amazon-bestendig’ te zijn werk ik met klanten uit mijn adviespraktijk aan een strategie-ontwikkeling op drie niveaus door:
1. Het kiezen van relevant onderscheid (veelal in assortiment)
2. Concreet maken wat shopperbeleving inhoudt en
3. Verwaarding van data.
Het maakt direct duidelijk waarom ik zo enthousiast ben over de Plus-winkel van ondernemer Lohman: bijzondere vis aanbieden (assortiment), én advies, én vis bakken zoals de shopper dat wil (beleving).
Productcommunicatie van Procter & Gamble en Unilever in een Albert Heijn. Van Procter & Gamble voor het merk Oral-B en van Unilever het merk Robijn. Berkhout: “Strategische marketeers aan leverancierszijde beschouwen supermarkten dan ook niet meer zozeer als een logistieke partij, maar steeds meer als een van de mogelijke ‘media’ – dus een plaats van contact tussen consument en de leverancier, met de mogelijkheid om iets uit te leggen.”
In vergelijking met veel non-foodretailcollega’s hebben supermarkten ruim de tijd gekregen om te werken aan de digitalisering en de technologische transformatie van hun businessmodel. Als supermarkten niet snel veranderen, worden ze de logistieke uitvoerder van een groot digitaal platform in plaats van een gelijkwaardige partner, laat staan de regisseur van het geheel.
De concurrentie is niet meer wat het vroeger was, ook niet voor Nederlandse supermarkten. Het pad dat elke formule kiest, is anders. Maar suggesties op basis van mijn adviespraktijk zijn:
Constant Berkhout
Adviseur retail marketing & shopper insights
Constant Berkhout schrijft geregeld gastartikelen in dit blad. Hij is zelfstandig adviseur op het gebied van retail marketing en shopper insights en werkte o.a. voor Jacobs Douwe Egberts, Migros en Spar International. Daarnaast is hij auteur van de boeken ‘Retail marketing strategy’ en ‘Assortment & merchandising strategy’, over het samenstellen van een assortiment met veel variatie, maar zonder keuzestress voor de shopper.
Uit de jongste Monitor Online Supermarktbestedigen van Supermarkt & Ruimte blijkt een forse toename van de penetratiegraad (het aandeel consumenten dat aangeeft (ook) online boodschappen te doen). Deze steeg tussen oktober 2019 en nu van 18% naar 24%. Dit is een zeer forse toename in vergelijking met de eerder stapsgewijze penetratiegroei van de afgelopen jaren.
In de actuele meting - de tiende inmiddels - is gevraagd in welke mate consumenten meer online boodschappen zijn gaan doen door de uitbraak van het coronavirus. 18% van de ondervraagde consumenten geeft aan de corona-uitbraak inderdaad dé aanleiding is geweest om voor het eerst online booschappen te doen. Een vergelijkbaar aandeel (17%) geeft te kennen nu meer online boodschappenbestedingen te doen. Voor 64% van de consumenten heeft de afgelopen periode geen wijziging in het koopgedrag veroorzaakt voor de aankoop van supermarktassortiment.
Kennisplatform Supermarkt & Ruimte verricht halfjaarlijks een consumentenonderzoek naar de ontwikkeling van online supermarktbestedingen. De nieuwste meting die medio april plaatsvond was een unieke dankzij de extreme marktomstandigheden door de uitbraak van het coronavirus. De supermarktsector heeft sindsdien te maken met een bovengemiddelde omzetontwikkeling en de afgelopen weken werd al duidelijk dat online boodschappen doen een forse impuls heeft gekregen.
Voor de onderzoekers was dat volop aanleiding om de ontwikkeling van de online supermarktomzet nóg beter in beeld te brengen. Met ondersteuning van SuperVastgoed, Altera Vastgoed en Colliers International heeft Supermarkt & Ruimte een representatief marktonderzoek verricht onder 2.000 Nederlandse huishoudens. Doel van het onderzoek is om de ontwikkeling van de online supermarktbestedingen zo objectief en zorgvuldig mogelijk te analyseren en de effecten van de ontwikkeling in het juiste perspectief te zetten bij de beoordeling van supermarktlocaties en vastgoed.
12% hogere bestedingen
Het beeld dat Nederland massaal aan het hamsteren is geslagen in de eerste 'coronaweken' behoeft enige nuancering. 66% van de ondervraagden geeft namelijk aan niet gehamsterd te hebben. Ongeveer 30% geeft aan ‘een beetje’ extra te hebben ingeslagen, 3% heeft ‘meer’ ingeslagen te hebben dan normaal en nog geen 1% geeft aan ‘veel extra’ te hebben ingeslagen. Een derde (34%) van de consumenten heeft - ondanks de oproep om dit vooral niet te doen - toch extra supermarktproducten ingeslagen in de tweede helft van maart.
De gemiddelde online supermarktbesteding komt op dit moment uit op afgerond € 85,- en ligt daarmee € 10,- oftewel bijna 12% hoger dan in oktober 2019. Van alle consumenten die online boodschappen doen laat 78% deze thuisbezorgen, 17% haalt de bestelling zelf op en 5% combineert beide mogelijkheden. Op de vraag of men in de toekomst vaker online boodschappen wil doen antwoordt 21% van alle ondervraagde consumenten bevestigend. Dit aandeel ligt overigens op een vergelijkbaar niveau als in voorgaande metingen.
Online marktaandeel naar 4%
Wat is nu het aandeel online supermarktomzet gegenereerd door consumenten? Vanaf 2015 nam dit aandeel langzaam maar zeker toe. De absolute groei was duidelijk meetbaar, maar de relatieve groei was beperkt doordat de totale omzet van de supermarktsector een sterkere groei liet zien. Dit bleek ook een belangrijke oorzaak van de uitkomst dat het becijferde aandeel online supermarktomzet in 2019 leek te stabiliseren (‘de deler groeide harder dan de noemer’). De fors toegenomen penetratiegraad (vooral dankzij de virusuitbraak) verraadt al veel en dat wordt bij een nadere analyse bevestigd. De absolute online supermarktomzet raamt Supermarkt & Ruimte nu op € 1,6 miljard wat neerkomt op een aandeel van 4%. Let wel, dit betreft uitsluitend de bestedingen door consumenten.
Indien de zakelijke markt hierbij wordt meegerekend zal het aandeel naar schatting rond 5% uitkomen, hoewel dit marktsegment door de gevolgen van de ‘intelligente lockdown’, waaronder het massaal thuiswerken van personeel, op dit moment onder druk zal staan.
Plus boekt online terreinwinst
De absolute groei van de online supermarktbestedingen door consumenten ten opzichte van april 2019 bedraagt daarmee 32%. Het grootste deel van die groei werd in de afgelopen maanden gerealiseerd. Behalve de gegroeide penetratiegraad vormt ook de groei van de online supermarktbestedingen als percentage van de totale gezinsbesteding per artikelgroep een belangrijke aanjager. Met name in de versgroepen is deze toename ten opzichte van eind 2019 fors geweest.
Bezien vanuit de online concurrentieverhoudingen is 28% van de consumenten nu georiënteerd op Albert Heijn, 18% op Picnic en 15% op Jumbo. Deze formules hebben overigens allen wat ingeleverd in oriëntatie ten gunste van een toegenomen oriëntatie op andere formules. Met name Plus heeft online relatief veel aan terrein gewonnen en ‘scoort’ nu een oriëntatie van 5%.
Qua klanttevredenheid zijn de verschillen tussen Albert Heijn, Jumbo en Picnic klein. De klantwaardering is voor alle drie de formules hoog (alle drie rapportcijfer 8). Opvallend is dat alle drie relatief minder goed scoren op ‘voldoende leverbaarheid van producten’. Picnic onderscheidt zich in positieve zin door een relatief hoge waardering voor ‘op tijd geleverd’ en ‘bestelgemak’.
Corona als 'activator'
Tijdens het Supermarktvastgoedcongres van 2016 voorspelde één van de sprekers al dat er op een bepaald moment een ‘activator’ zou komen die het aandeel online supermarktbestedingen zou aanjagen. Deze activator kon zijn een technologische innovatie, een maatschappelijke ontwikkeling, etc. Niemand kon toen nog voorzien dat mogelijk een virusuitbraak deze rol zou gaan vervullen.
Bij verdere afschaling van de ‘intelligente lockdown’ en hopelijk uitdoven van het virus zal de nu gemeten penetratiegraad waarschijnlijk wat teruglopen. Realistisch is het wel om ervan uit te gaan dat deze hoe dan ook structureel op een hoger niveau zal liggen dan eind 2019 het geval was. Een groot aandeel van de 18% consumenten die door de uitbraak gestart is met online boodschappen doen heeft deze mogelijkheid definitief ontdekt als aankoopkanaal voor de dagelijkse boodschappen.
De gevolgen van online boodschappen doen zijn niet generiek door te vertalen naar fysieke supermarkten in het algemeen. De penetratiegraad wordt sterk bepaald door onder meer de samenstelling van het lokale draagvlakprofiel (doelgroepen). Supermarkten in sterk stedelijke marktgebieden met veel welgestelde gezinnen en ouders die continu worstelen met schaarse tijd ondervinden meer concurrentie van online dan supermarkten in marktgebieden buiten de (grote) steden en met meer modale huishoudens.
De kletskassa van Jumbo
Twee maanden geleden opende Jumbo in Vlijmen een 'kletskassa' en een speciale koffiehoek om eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan. Hoe gaat het er daar aan toe?
Door: Marieke Venbrux, Foto's: Rob Keeris
De kletskassa is bedoeld voor ouderen die behoefte hebben aan een praatje, maar vaak genoeg maken ook andere klanten gebruik van de kassa. Omdat ze niet meteen doorhebben dat het om een kletskassa gaat, of omdat het toevallig de enige (bemande) kassa is die op dat moment open is.
Zelfs schrijver en NRC-columnist Marcel van Roosmalen – doorgaans niet vies van enig cynisme – was enthousiast, toen hij begin juli van de zojuist geopende Kletskassa bij Jumbo in Vlijmen hoorde. Het raakte bij hem een gevoelige snaar, schreef hij, hij besloot er een column aan te wijden.
Zijn ouders kwamen uit Noord-Brabant, en hij had tantes die na het boodschappen doen omstandig, met de volle tas nog in de hand, verhaalden over wie ze waar waren tegengekomen en of ze al dan niet 'een goede klets' hadden gehad. Zelf kwam hij later in zijn leven dagelijks bij de buurtsuper in Betondorp, waar ze achter de kassa al begonnen te kletsen als je binnenkwam.
Tegenwoordig woont hij in Wormer, en in de Zaanstreek gaat het anders. “Behalve op elkaar, reageren ze eigenlijk nergens op.”
Hij verzoekt de mensen van 'zijn Vomar' in Wormer om ook een kletskassa te openen. “Niet te ingewikkeld. Gewoon één lopende band met achter de kassa een mens dat meer zinnen kan dan 'Deze kassa gaat sluiten', 'Spaart u handdoekzegels?' en 'Het wisselgeld komt uit de automaat'.”
Daarmee snijdt Van Roosmalen weliswaar weer een wat ander punt aan dan dat waar de kletskassa bij Jumbo voor is bedoeld – Van Roosmalen roept op tot meer menselijkheid en minder afgemetenheid van het kassapersoneel in de winkels waar hij komt, de kletskassa bij Jumbo is vooral bedoeld voor eenzame ouderen die een langer praatje willen maken of minder gejaagd hun boodschappen willen afrekenen – maar zijn stuk zegt wél iets over de aaibaarheid en de (sociale-)mediawaarde van het initiatief. Want naast Van Roosmalen, besteedde ook andere vak- en publieksmedia aandacht aan het persbericht dat Jumbo begin juli verstuurde en waarin het liet weten dat het in Vlijmen een speciale kletskassa en koffiecorner geopend had om eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan (zie kader).
Inmiddels zijn deze kletskassa en speciale 'Alles voor Mekaar'-koffiecorner ruim zeven, bijna acht weken open (als u dit leest nog wat langer) en dus gingen we maar eens kijken bij die Jumbo in Vlijmen om te zien en horen hoe het er aan die kassa en in de koffiehoek aan toe gaat.
Over die Jumbo eerst nog dit: het betreft de Jumbo aan het Plein in Vlijmen, de Jumbo die tot half maart van dit jaar nog een Emté was en begin april heropend werd als Jumbo-filiaal. Daarmee had Vlijmen ineens twee Jumbo-filialen, op 300 meter afstand van elkaar. Want behalve deze Jumbo aan het Plein, had Jumbo al een Jumbo-filiaal aan de Oliemaat. Dit filiaal werd begin juli na een grondige verbouwing heropend; de winkel was wat ruimer en overzichtelijker geworden.
Over die twee Jumbo's in Vlijmen op korte afstand van elkaar zei Olaf de Boer, commercieel directeur van Jumbo, eerder dat dat geen probleem moest zijn, zo was te lezen in Distrifood. Volgens De Boer was er volop ruimte voor twee Jumbo's in het dorp van 15.000 inwoners, met verder nog een Aldi en een Coop. Alle opties waren onder de loep genomen – doorverkopen aan Coop of een andere formule – maar dit was volgens De Boer de beste optie. “We willen groeien in het aantal winkels. Maar als de ene winkel te veel omzet van de ander zou afsnoepen, zouden we het niet doen.”
Goed, tot zover die twee Jumbo's.
Dick de Fijter, filiaalmanager van de Jumbo aan het Plein in Vlijmen (de Jumbo die tot half maart van dit jaar nog een Emté was).
De Jumbo aan het Plein – die van de kletskassa dus – heeft drie bemande kassa's, de kletskassa is de 'laatste' kassa, de buitenste van de drie. Boven deze kassa hangt een bordje 'Kletskassa', dat klanten op de speciale functie van de kassa moet attenderen. Ook staat er een bord ‘Kletskassa. De gezelligste kassa. Voor als u niet zo’n haast heeft’. Aan het begin van de loopband treffen klanten een glazen pot met koekjes – kletskoppen – voor wie bij de kletskassa even moet wachten – ook een signaal dat het geen gewone kassa betreft.
Die potentiële wachtrij bij de kletskassa blijkt overigens nog wel even een dingetje. Want ook bij deze kletskassa geldt dat als een klant de vierde in de rij is, omdat er geen andere kassa open is, hij/zij zijn boodschappen gratis mee naar huis neemt. De kletskassa is meteen ook de kassa die altijd open is, maar tegelijkertijd oók de kassa waar eerder een wachtrij zal ontstaan. “Dat vergt wat extra planning en soms moeten we gewoon wat sneller schakelen”, zegt Jeroen van Balsfoort.
Klanten reageren tot dusver eigenlijk alleen maar positief op de kletskassa, zegt hij. “Eerlijk is eerlijk: sommige mensen hebben ondanks de signing niet meteen door dat ze bij een kletskassa staan, of zij staan er omdat dat de enige kassa is die op dat moment open is. Maar er is inmiddels ook al een groep klanten – vooral ouderen – die bewust voor deze kassa kiezen, omdat ze hun verhaal aan iemand kwijt willen of gewoon even een praatje willen maken en zich niet opgejaagd willen voelen, omdat er achter hun twee andere klanten staan die haast hebben en snel verder willen.”
Het mes snijdt in die zin aan twee kanten, zo vertelt filiaalmanager Dick de Fijter. “Mensen die op hun gemak de boodschappen willen afrekenen of gewoon even met de caissière willen kletsen, kunnen dat bij deze kassa doen. Maar andersom worden klanten die gewoon vlot hun boodschappen willen afrekenen bij de andere kassa's nu ook sneller geholpen, omdat 'kletsgrage' klanten eerder voor de andere kassa zullen kiezen, zo is het idee.”
De caissières van de kletskassa hebben volgens De Fijter geen speciale 'kletstraining' gehad, wel zijn het de medewerkers die houden van een praatje die achter deze kassa plaatsnemen. “Als je mensen nadrukkelijk gaat trainen of op cursus stuurt, kan een praatje al snel wat 'gemaakt' of commercieel worden, dat is vooral niet de bedoeling, het contact moet oprecht blijven, dat is denk ik mede de kracht van het initiatief. Tegelijkertijd: niet iedereen heeft het in zich of vindt het leuk om spontaan met ouderen een praatje aan te knopen of naar hun verhalen te luisteren. Daar houden we qua bezetting wel rekening mee: de ene persoon is geschikter voor deze kassa dan de ander.”
Waar gaan de praatjes aan de kassa eigenlijk over? De Fijter: “Dat is echt heel verschillend. Het kan gaan over het weer, maar ook over een bezoekje aan de dokter, die zojuist gezegd heeft dat een knie of enkel toch wel heel erg versleten is etc.”
En nee, er zit geen eindtijd aan de gesprekjes. Als een gesprek heel lang duurt, is het als gezegd vooral zaak de wachtrij niet te ver te laten oplopen en op tijd een kassa extra te openen.
Wat we ons verder afvroegen (al blijkt daar tijdens ons bezoek niets van, want bij de kletskassa staan vrijwel doorlopend klanten, zelfs een gezin of een groepje scholieren): hebben mensen voor wie de kassa bedoeld is nooit schroom om bij de kletskassa aan te sluiten, gezien het taboe dat op eenzaamheid rust? Zo van 'mensen zullen nu wel denken dat ik eenzaam ben of niets anders te doen heb....'.
De Fijter heeft daar tot op heden echter weinig van gemerkt. “Mensen leggen met de kassa ook niet meteen de link met eenzaamheid, en die link is er ook niet altijd per se. Maar de kassa maakt het signaleren van eenzaamheid wel makkelijker.
Kletskassa + Hallo Alles voor Mekaar- koffiecorner
De Kletskassa en de 'Hallo! Alles voor Mekaar-koffiecorner' werden op 10 juli officieel geopend door minister van VWS Hugo de Jonge, Alexander van Weert, medeoprichter van Stichting Alles voor Mekaar en Colette Cloosterman-van Eerd, cco van Jumbo Supermarkten.
Minister De Jonge is vertegenwoordiger van de Nationale Coalitie Eén tegen Eenzaamheid, een initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarbij bedrijven, maatschappelijk organisaties en overheidsinstellingen samenwerken om eenzaamheid onder ouderen te verminderen.
Cloosterman-van Eerd is 'aanjager' van deze coalitie. In het persbericht waarin Jumbo de opening aankondigde, zei ze dat ze vindt dat winkels 'een belangrijke rol hebben als ontmoetingsplek om eenzaamheid tegen te gaan'.
De speciale kletskassa en koffiecorner in de Jumbo in Vlijmen gelden daarbij als een proef: bij succes worden deze mogelijk ook in andere Jumbo’s toegepast.
Daarnaast kijkt Jumbo naar andere initiatieven om eenzaamheid te lijf te gaan, 'passend bij lokale behoeften en doelgroepen'.
De kletskassa in deze Jumbo staat wat dat betreft niet op zichzelf. Want naast deze speciale kassa, heeft deze Jumbo als gezegd een speciale koffiecorner – de 'Hallo! Alles voor Mekaar'-koffiecorner – die gelijktijdig geopend werd met de kletskassa. Deze koffiecorner bevindt zich centraal in de winkel, aan het hoofdgangpad met de kopstellingen, en is net wat huiselijker aangekleed (houten tafel, bloemetje, grote hanglamp) dan de reguliere koffiecorners in andere Jumbo-filialen.
Aan de tafel van de koffiecorner proberen medewerkers van de Brabantse stichting Alles voor Mekaar laagdrempelig in contact te komen met eenzame en/of hulpbehoevende ouderen. Soms blijft het bij een praatje, soms blijkt dat deze ouderen wel degelijk wat hulp kunnen gebruiken. Op praktisch vlak – denk aan het verwisselen van een lampje – , op sociaal-emotioneel vlak, of op zorgvlak. “De overheid treedt steeds verder terug, mensen moeten langer thuis blijven wonen, met behulp van hun omgeving”, vertelt Bas Groenendijk, voorzitter en medeoprichter van de Stichting Alles voor Mekaar. “Maar niet iedereen heeft altijd de mensen om hem/haar heen om deze hulp te bieden, ook vinden mensen het soms lastig om hulp te vragen. Dan zijn er vaak wel wijk- of buurtcentra waar hulp geboden wordt, maar dat is voor mensen ook een drempel om naartoe te stappen. In een supermarkt komt iedereen, hier kunnen mensen heel laagdrempelig een praatje maken en aangeven waar ze misschien toch wel behoefte aan zouden hebben.”
Hij is deze middag zelf in de koffiecorner aanwezig, samen met 'consulent sociaal domein' Jeanne-Marie Cantineau van de stichting. “We proberen hier elke dag een paar uurtjes te zijn en leggen hier het eerste contact met mensen. Daarnaast werken we met vrijwilligers – 'supporters' – die de benodigde hulp desgewenst kunnen bieden. En zo nodig leggen we contact met andere instanties, als blijkt dat er een specifieke of dieperliggende hulp- of zorgvraag is.”
De koffiecorner begint onder klanten van de winkel steeds meer bekendheid te krijgen, aldus De Fijter en Van Balsfoort. “Onlangs liet een klant uit Vught zich zelfs speciaal met de ouderentaxi hier afzetten, om in de koffiecorner een praatje te kunnen maken. Hij had gehoord dat dat hier kon, en kwam daarom speciaal naar deze winkel.”
Maar soms ook komen klanten hier per toeval terecht, weet Cantineau: “Twee weken geleden trof ik hier bijvoorbeeld een oudere heer die zijn boodschappen meestal bij Albert Heijn in een ander dorp deed, maar toevallig in Vlijmen langs deze Jumbo kwam gelopen. Eenmaal binnen was hij hier in de koffiecorner gaan zitten om wat uit te rusten. We raakten in gesprek, en toen bleek dat hij toch wel om contacten verlegen zat en wat aanspraak kon gebruiken. Hij was ervan overtuigd dat zijn overleden vrouw hem gestuurd had, want gewoonlijk kwam hij nooit in deze winkel. Dat soort verhalen vind ik wel bijzonder.”
Af en toe ook attendeert een caissière van de kletskassa Groenendijk en Cantineau op een klant die mogelijk wat hulp kan gebruiken of zij wijst juist de klant op het bestaan van de koffiecorner en de stichting. “Er is in die zin wel een wisselwerking tussen de twee initiatieven”, aldus Groenendijk.
De Fijter beaamt: “We hebben als gezegd niemand op training gestuurd, maar ik merk dat medewerkers en ik zelf ons wel meer bewust zijn geworden van het 'probleem van eenzaamheid'. Je gaat wat anders kijken en we zijn denk ik allemaal wat 'alerter' geworden op mensen die misschien wat hulp of aanspraak nodig hebben.”
Of er nu ook meer ouderen in deze Jumbo komen, gezien de initiatieven? Van Balsfoort en De Fijter denken van wel. “Het is in ieder geval iets waar we ons positief mee onderscheiden. De Jumbo aan de Oliemaat is in juni een maand dicht geweest, toen dat filiaal in juli heropend werd, liep onze omzet hier wat terug, maar het aantal mandjesaankopen bleef op een hoog niveau. Dat duidt wel op wat meer ouderen.”
Jeanne-Marie Cantineau, van de stichting Alles voor Mekaar, in gesprek met een klant in de Hallo! Alles voor Mekaar-koffiecorner. Vertegenwoordigers van deze stichting zijn een paar uur per dag in deze speciale koffiehoek aanwezig om te kletsen met Jumbo-klanten. Soms zijn dat klanten die ‘gewoon’ zin hebben in een praatje, een andere keer zijn het mensen/ouderen die wel wat hulp kunnen gebruiken. De stichting werkt met vrijwilligers – 'supporters' – die die hulp desgewenst kunnen bieden en legt zo nodig ook contact met andere hulpinstanties als blijkt dat er een specifieke of dieperliggende hulp- of zorgvraag is.
We spraken elkaar voor het eerst en voor het laatst in 2013, in de Marqt in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Ze houdt niet van interviews. Meike Beeren (1971), samen met Quirijn Bolle oprichter van Marqt. Daarvóór vervulde ze verschillende functies bij Ahold: bij Ahold Vastgoed, Gall & Gall en Etos. Tegenwoordig is ze bij The Executive Network (TEN) op zoek naar ‘effectief leiderschap in de ‘agrosector, retail en fmcg’.
Door: Gé Lommen en Meike Beeren | Fotografie: Rob Keeris
Je houdt niet van interviews…
“Nee, inderdaad. Maar het is oké dat we elkaar spreken, hoor.”
Wat is je weerzin tegen interviews?
“Weerzin… ik vraag me om te beginnen altijd af waarom mijn boodschap relevant zou zijn om in de media te verkondigen. Op dit moment krijg ik geregeld de vraag waarom ik na de oprichting van Marqt voor executive search heb gekozen. Waaronder twee keer van jou in de afgelopen zes maanden. Dus besloot ik in te stemmen met een gesprek. De paar keer dat ik dat eerder heb gedaan, herkende ik mezelf of mijn boodschap niet, of niet genoeg. Daar heb ik moeite mee.”
Ook toen ik jou jaren geleden in die ene Marqt-winkel interviewde?
“Ha, meteen in de verdediging, Gé? Ik weet dat niet meer zo goed. Bovendien, een blad als dat van jullie is weer heel anders dan algemene media. Van de andere kant, jullie begraven je altijd weer in dat jargon. Altijd maar ‘formule’, wat een woord. Maar ik zeg er meteen bij: de hele sector hanteert dat jargon.”
O ja, ‘omnichannel’, ‘de shopper’, ‘onze benadering richting retail’, dat soort kretologie, daar komen wij moeilijk van los.
“Kun je niet ‘s een interview schrijven waarbij je al die kretologie achterwege laat?”
Eh, pfoeh… kun jij antwoorden geven op mijn vragen, waarbij jij alle kretologie achterwege laat?
“Dan stel ik dit voor: jij stelt vragen, ik antwoord, maar ik – en niet jij – schrijf het interview.”
Met míjn aantekeningen? Die kun je helemaal niet lezen, denk ik.
“Nee, op basis van mijn herinnering aan dit gesprek – zo snel mogelijk hierna dus. Ik schrijf graag. En dan moet jij daarna maar kijken of het zo kan. Maar dan ben ik hopelijk wél de persoon gebleven die zegt wat zij wil zeggen.”
Oké.
Waarom ben je bij een werving- en selectiebureau gaan werken? Of anders gezegd: waarom wilde je ‘headhunter’ worden, om dat woord maar ’s erbij te pakken dat headhunters zelf verfoeien?
“Omdat goed leiderschap cruciaal is voor het succes van bedrijven. En ik daarover wil leren. Het beter wil begrijpen. Wat het is en hoe we er meer van kunnen krijgen: van effectief leiderschap. Veel bestuurders houden zich te veel bezig met de dagelijkse beslommeringen. Ze willen processen zo goed mogelijk onder controle houden en zijn bang om te falen. Uit angst voor het onbekende houden ze zich te weinig bezig met de ontwikkelingen in de wereld en de toekomst.”
Ja, maar verhoudt zich dat tot je rol als oprichter van Marqt?
“Eind 2005 besloot ik me voor een betere balans van de voedselketen in te zetten. Er is honger in de wereld, terwijl we hier dingen eten die niks met voeding te maken hebben. We gebruiken de aarde op. Maar de mensen die hun nek uit steken voor producten die respectvol zijn gemaakt, belonen we nauwelijks. Met Marqt kregen we de rol van ‘challenger’ van de gevestigde orde. En zijn we begonnen aan de bouw van een zo duurzaam mogelijk verkoopplatform, gebaseerd op nieuwe principes. Maar challengers kunnen niet zonder de corporates en vice versa. Samen – sorry, ‘samen’ is ook weer zo’n ‘buzzword’, maar vooruit dan maar – kunnen en moeten we het systeem veranderen. Tenminste, daar zet ik graag op in.”
En nu ben je op zoek naar duurzame leiders voor de gevestigde orde van het bedrijfsleven, in onze sector?
“Ik ben in gesprek met toezichthouders en bestuurders. Over de kansen en uitdagingen. Bij Marqt zag ik pas laat hoe relevant effectief leiderschap voor kwalitatieve en kwantitatieve groei is. Ik was zoveel tegelijk aan het bouwen, dat ik de organisatie ervan, inclusief een gedachte over hoe je die goed door de verschillende fasen leidt, te veel veronachtzaamde. Dat zag ik pas later.”
Waar moet een bestuurder aan voldoen? Ik bedoel: iemand die binnen die gevestigde orde van de huidige levensmiddelensector de bekende maatschappelijke en milieudilemma’s wil oplossen of verbeteren.
“Ik geloof in een aanvoerder. Een leider, met visie en het vermogen de mensen om zich heen te verzamelen die nodig zijn om de missie te realiseren. Die het talent heeft om te luisteren. Niet omdat dat in een managementboekje staat, maar omdat hij of zij het echt wil begrijpen. Die leergierig is. Het vergt moed om te willen leren. ‘Semper audere’, zo leerde ik onlangs van Heleen van Gulik, die nu op interimbasis ceo is bij Looye Kwekers. Over goede leiders gesproken.
Zo iemand moet dus een visie hebben en de gave om daar mensen in mee te krijgen. De combinatie van die twee ingrediënten is nog een te schaars goed. Alles daarna is management. Wat we vaak verwarren met leiderschap.”
Heb je voorbeelden van goede leiders, in onze sector?
“Ja, meerdere. Volkert Engelsman, Paul Bringmann, Menno Simons, Shawn Harris, Willem Ferwerda. Oprichters van Eosta, La Place, Trabocca, Nature’s Pride en Commonland. Nou zijn dat allemaal ondernemers, toevallig. Ondernemers met een heldere visie op de wereld, waarin ze mogelijkheden voor verbetering zien. Ze zijn in staat een vlijmscherpe missie te formuleren. Waarop ze een bedrijf bouwen. Dat toont inderdaad leiderschap. Het is echter niet omkeerbaar. Een leider is niet per se een ondernemer.”
Omschrijf jij voor mij eens het verschil tussen een leider, een manager en een ondernemer.
“Ondernemers en hun missie zijn vaak één. Ze zijn een verpersoonlijking van hun boodschap, in hun dagelijkse leven. Daarmee staat het bedrijfsbelang dicht op het persoonlijk belang. Op deze gelijkheid leggen managers het meestal af. Een manager brengt structuur. Een manager moet kunnen organiseren, delegeren, coördineren en beheersen. Controle kunnen houden. Van leiders zie je vaak dat ze daar juist mee moeite hebben. Ondernemers durven ook risico’s te nemen en accepteren dat ze daarbij onderuit kunnen gaan.”
Komt vernieuwing dan alleen van ondernemende leiders?
“Ik geloof het wel. Een nieuw etiket, de claim ‘nieuwe receptuur’ of een andere verpakking kan prima uit de koker van een manager komen. Net als nieuwe ‘formules of concepten’…”
Bah, formules en ‘concepten’! Nou gebruik je dat jargon zelf.
“Ja, ik voelde de rilling ook al over mijn rug, maar vooruit. Even terug, dát schaar ik niet onder innovatie. Vernieuwing leidt tot ingrijpende verandering. Van onze gewoonten, werkwijzen of systemen.
Laat ik het eens omdraaien. Hoe vaak interview jij een corporate leader waar je echt van onder de indruk bent en waar het enthousiasme voor de missie ervan af druipt?”
Eh, niet zo heel vaak. Volkert Engelsman, twee keer. Ja, en hij is ook nog omstreden ook, omdat hij zo nu en dan flink uitvalt tegen zijn afnemers. Ik moet een beetje oppassen nu, je vraagt mij om expliciet een oordeel te vellen over degenen die ik interview.
“Nou, het gaat me er niet om dat ik via jou al die mensen die jaar in, jaar uit in jullie blad staan, een sneer geef. Integendeel zelfs, leiding geven is een zware belasting. Denk eens aan Mark Rutte, hoe gedreven hij is, hoeveel shit hij altijd maar weer op zijn bord krijgt, de dingen die hij gedaan moet krijgen met alle kritiek uit het parlement, de oppositie, de media… Ik ben door de jaren heen, steeds meer dankbaarheid gaan voelen voor de eindverantwoordelijken. Of het nu voor een bedrijf of in politiek opzicht voor een land is. Je vraagt nogal wat, van iemand op die plek. Van de verantwoordelijkheid voor zware besluiten met veel impact. Tot en met het gegeven dat het voor diegene serieus uitmaakt of hij of zij ergens aanwezig besluit te zijn. Bij een opening, een vergadering, op een congres... Met dat laatste, die verplichte aanwezigheid, heb ik zelf bijvoorbeeld altijd heel veel moeite gehad. Het haalt voor mij spontaniteit uit het leven.”
Accepteer je ook een klant als Action? Action is een winkel waar niemand arm van wordt, maar het is hardvochtig gezegd een formule vol spulletjes die niemand nodig heeft, plastic troep uit China…
“Ook dit bedrijf heeft duurzaamheid en ‘sociale impact’ vast ergens op de agenda staan. Maar omdat Action niet omwille van een duurzame missie is ontstaan en dat er later ‘bij is gaan doen’, zal het complex zijn om nieuwe standaarden op deze terreinen op een natuurlijke manier te integreren, net als veel andere bedrijven. En ik wil daarom júist met deze bedrijven het gesprek aangaan. Van hen wordt – ook weer buzzwoorden waar ik even niet omheen kan – ‘transitie’ en ‘change management’ gevraagd. Wat hebben de leiders van deze bedrijven nou nodig om te slagen? Dat levert verdomd interessante gesprekken op. Verplaats je maar ’s in de leiders van Shell, BMW of Unilever. Die bedrijven zien er over tien, twintig jaar heel anders uit. Sterker nog, als ze op deze grote vraagstukken geen antwoord bedenken, bestaan ze dan misschien niet eens meer.”
Ja, maar: Sander van der Laan is de ceo van Action - hoe moet hij dat dan doen? Ik denk: aandeelhouder 3i rekent hem af op omzet- en volumegroei en ook nog ’s groei en de stijgende marktwaarde van het bedrijf.
“Nou, dan zijn we er. Hij moet er iets mee, maar misschien kan hij er niks mee. Het gaat me hier niet om de persoon, het gaat me om de situatie. Hoe gaat een leider om met de bedrijfsdoelen van omzet- en volumegroei, waarvoor hij aangesteld is, terwijl het bedrijf ook een antwoord zal moeten bedenken op maatschappelijke en milieuproblemen waar het mee te maken krijgt?”
Met wie wil je graag dat gesprek aangaan?
“Met velen. David MacLennan van Cargill en voormalig ceo Paul Polman van Unilever staan bijvoorbeeld hoog op mijn lijstje. Polman heeft zich hard proberen te maken voor de inzet op een duurzamere koers. Ik zou van hem willen weten of hij zelf tevreden is over zijn nalatenschap op die koers. Wat hij ervan geleerd heeft. En wat volgens hem de belangrijkste ingrediënten voor succes met zulke transities zijn. Wat hem niet gelukt is. Waar hij van baalt. En of hij nu, achteraf, kan aangeven waar hij mogelijk zelf te kort schoot."
Denk je dat hij dat jou wil vertellen?
“De meest effectieve en succesvolle leiders gaan de veranderingen in de wereld niet uit de weg, maar ook niet zelfreflectie. Dus ik denk het wel. We gaan het zien.”
Waarom koos je voor TEN?
“TEN is negen jaar geleden opgericht, vanuit een sterke intrinsieke motivatie van de oprichters om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van visie en goed leiderschap. Er bleek veel behoefte aan een nieuwe manier van werken binnen executive search. Met tot gevolg een gestage uitbreiding van het aantal sectoren waarin we ons begeven. Ik richt me voornamelijk op de agrosector, retail en fmcg.”
Is er in dat opzicht een verschil tussen TEN en andere werving- en slectiebureaus?
“Ja, bij TEN zit delen in de genen…”
Goh, over clichés gesproken…
“O ja, die floepte er zomaar uit! Nou nee, ik laat ‘m toch zo staan: ‘delen zit in ons dna’. Ik bedoel ermee: we ontsluiten ons netwerk maximaal. Samen met onze kennis. Mensen als ik komen zelf uit de sector, waarin ze met bestuurders en toezichthouders in gesprek gaan. TEN wordt niet gehinderd door beleid vanuit een buitenlands hoofdkantoor. Waardoor we veel ruimte kunnen nemen, op basis van onze eigen visie op leiderschap, nieuwe werkwijzen en methoden te ontwikkelen. De tijd van een recht toe recht aan match tussen functieprofiel en cv ligt in het verleden. Het is onze overtuiging dat het veel meer moet gaan om een goede combi tussen bedrijfscultuur en mensprofiel.
We zoeken naar de beste mensen uit de gehele markt voor een specifieke rol, met een heldere opdracht. Executive search krijgt vaak de klacht te veel met ‘dezelfde lijstjes’ te komen. Maar het is ook zo dat toezichthouders veel comfort voelen bij bekende namen. Wij maken er dus een sport van die toezichthouder uit te dagen verder te durven kijken dan wat ze kennen of herkennen. En aan de andere kant: kandidaten scherper op hun talenten, ervaring en persoonlijke drijfveren te beoordelen. Ongeacht de werkervaring binnen dezelfde sector.”
Maak je het wel eens mee dat een bedrijf bij jullie aanklopt voor een nieuwe bestuurder en zijn taak is; groei van omzet, marktaandeel en winst, en dat jullie dan een duurzaamheidsdenker gaan zoeken?
“Dit is nou net wat een journalist doet: een tegenstelling bedenken die geen tegenstelling hoeft te zijn. Op veel plekken in de top geldt een houdbaarheidsdatum. Na verloop van tijd, zie het als de afronding van een fase, is het goed voor het bedrijf dat er een ander type leider komt. Er is niks mis met willen groeien in omzet, marktaandeel en/of winst; zo zie ik dat helemaal niet. Met een waardevol product of service valt geld te verdienen. Nodig voor de continuïteit van een bedrijf, en dan wat mij betreft met een eerlijke verdeling van lusten en lasten. In elke sector en elke keten.”
Zou je kunnen stellen dat de traditionele ceo van een supermarktketen of een Nederlandse levensmiddelenfabrikant niet van zichzelf genoeg ‘duurzaamheidsduwer’ is?
[Meike zucht] “Ik geloof dat je op zoek bent naar iets waar ik je niet mee kan helpen. Kijk, ik begon destijds met Marqt, omdat ik geloof dat echte vernieuwing alleen vanuit een onafhankelijke omgeving de ruimte krijgt om de dingen echt anders te doen. Dat was toen, eind 2005, nodig en is nog steeds nodig. Sinds het bestaan van Marqt is de sector onder andere Konmar, Super de Boer, C1000 en Emté kwijt geraakt. Minder merken ‘aan de voorkant’ vergroot de druk op de producent. Een onafhankelijke nieuwkomer kan laten zien dat het anders kan. De corporates hebben schaalgrootte. Maar de nieuwkomer heeft innovatiekracht. Samen kun je grote impact op grote schaal bereiken. En het voedselsysteem veranderen.”
Gaat het je snel genoeg?
“Ik denk dat het sneller kan en moet. Daarvoor is moed, wilskracht en creativiteit nodig. In een markt met weinig spelers, vereist de schaal aan de voorkant ook schaal aan de achterkant. Dat gaat voor veel producten ten koste van ethiek en integriteit. Het gaat in deze grote bedrijven niet meer primair om goede voeding, maar te veel om geld verdienen. Het zijn eerder mensen, personen dus, dan bedrijven die ‘nee zeggen’ tegen patronen waarvan we weten dat ze niet kloppen. Bovendien, stoppen met dingen waarvan je weet dat ze schadelijk zijn, is soms moeilijker dan het introduceren van iets goeds. Ook al omdat je lang niet altijd weet wat dan wél het goede alternatief is. We weten momenteel vaak ook nog niet wat ‘het beste’ is.”
Stoppen met welke dingen?
“Verbrand mout in brood verwerken om het donkerder bruin te kleuren. Met gootsteenontstopper mandarijntjes ontvellen. Hoge dosis zout en suiker in producten stoppen, om de smaak toegankelijker te maken of om het product langer houdbaar te maken. Plofkip. Dat soort dingen. Allemaal dingen die de consument niet kan zien als ze haar boodschappen doet. Dat kun je haar niet kwalijk nemen. De voedingsindustrie moet daar haar verantwoordelijkheid nemen.”
Misleidende marketing dus?
“Dat komt vaak voor. Dat moet jij ook geregeld tegenkomen. Soms heel subtiel. Met van die woorden als ‘dagvers’. Of het gebruik van onbeschermde woorden als ‘ambachtelijk’ op fabrieksproducten: kenmerken van een doorgeslagen voedingsindustrie. Daarmee stoppen is vreselijk moeilijk; de korte termijn zit altijd dichter op je huid dan de lange termijn, er is gewenning, we denken dat mensen iets niet kunnen of willen betalen. Of het niet willen snappen. Kom ik weer terug op het belang van een sterke visie. En overtuigingskracht. Als je niet in je eigen boodschap gelooft, lijkt het me ook moeilijk overtuigen. Indrukwekkende leiders zijn goed in balans met zichzelf en de wereld om hen heen. Terwijl anderen zich te veel kunnen laten leiden door bijvoorbeeld hun ego. Daarnaast moeten ze beschikken over volharding, creativiteit en integer zijn.”
En vind je werving en selectie leuk?
“Ik geniet momenteel van een heel breed blikveld, letterlijk en figuurlijk. De uitdagingen van andere spelers in de keten, maar ook van het delen van mijn ervaring, kennis en netwerk met anderen. Familiebedrijven, beursgenoteerde bedrijven, coöperaties, snel groeiende scale-ups en de grote corporates. TEN organiseert reizen en events rondom relevante onderwerpen voor bestuurders en toezichthouders. We werken samen met JADS – The Jheronimus Academy of Data Science in Den Bosch – en bijvoorbeeld de Circulaire Hotspot van Guido Braam. Ik leer veel. ‘Maak je wereld groter, zodat je uitzicht weer beter wordt’, dat roepen we vaak tegen bestuurders. Ik ervaar dat nu zelf.”
Hans van Tellingen
In zijn boek Waarom stenen winkels winnen legt Hans van Tellingen nog eens uit waarom fysieke winkels wel degelijk toekomst hebben en waarom ‘online’ niet zo zaligmakend is als sommigen ons willen doen geloven.
We staan hier met Hans van Tellingen in de Utrechtsestraat, hartje Amsterdam. Een belangrijke doorgangsstraat van het centrum naar de Pijp en vice versa en tegelijk een straat vol winkels. De Utrechtsestraat, dat is bij Strabo om de hoek, het bedrijf van Van Tellingen. Strabo doet aan marktonderzoek en heeft winkel- en vastgoedbedrijven als klant.
Van Tellingen heeft onlangs zijn tweede boek gepubliceerd: ‘Waarom stenen winkels winnen’. Het is in zekere zin een vervolg op zijn eerste boek ‘Wat nou einde van winkels’. Die titel van zijn eerste boek was een reactie op het boek ‘Het einde van winkels’ van hoogleraar e-commerce Cor Molenaar. Molenaar luidde in dat boek de noodklok voor traditionele winkels en winkelketens, want e-commerce zou een enorme vlucht nemen, de traditionele winkel zou het op termijn moeilijk krijgen, ketens zouden failliet gaan, er zou leegstand komen etc. Nu heeft de crisis er zeker ingehakt. Maar in ‘Wat nou einde van winkels’ riposteert Van Tellingen het doemscenario zoals Molenaar dat voorhield.
Want: er kwam inderdaad leegstand, maar ligt dat aan de opkomst van e-commerce of heeft dat te maken met een consument die in tijden van de kredietcrisis en recessieperioden de hand op de knip houdt? Bovendien: gaat het dan allemaal wel zo goed met e-commercebedrijven?
Eerder al publiceerden we over dat boek en over Van Tellingen zelf, toen hij samen met onder anderen Jeroen van der Weerd van Supermarkt & Ruimte duidelijk maakte dat marktonderzoekers de omzet van internetwinkels te hoog inschatten.
Waar komt dat dan weer door? Bijvoorbeeld door ‘dropshipping’, een vorm van dubbeltellingen. Als een kleine winkelier sieraden via internet verkoopt, bijvoorbeeld als partner van Bol.com, en marktonderzoekers schatten die markt in, dan wordt de transactie van die winkelier in die e-commerce-omzet geteld, maar ook de transactie via Bol.com. Bij AH.nl of Picnic zal zo’n dubbeltelling niet voorkomen, maar bij horecabedrijven weer wel. Bijvoorbeeld, een pizzarestaurant dat een pizza moet leveren aan Thuisbezorgd.nl; zowel Thuisbezorgd als dat pizzarestaurant maken hier omzet, de ene als platform, de andere als leverancier. Terwijl je dan van één van die twee alleen de commissie als omzet zou moeten tellen.
Van Tellingen heeft in de periode na de publicatie van ‘Wat nou einde van winkels’ geregeld en in versneld tempo artikelen gepubliceerd, bijvoorbeeld in detailhandelsvakblad (en -site) Retailtrends. ‘Waarom stenen winkels winnen’ is een bundeling van deze artikelen, aangevuld met de nieuwste inzichten. Nee, het is zeker geen boek voor alleen lezers die in de supermarktsector of uit de levensmiddelenbranche werken. Integendeel.
Van Tellingen pakt bij de kop: alles wat met detailhandel te maken kan hebben… internetomzet, winkelleegstand, de teloorgang van V&D en de worsteling van Blokker, de terreur van het alomtegenwoordige toerisme in Amsterdam, blurring, parkeerbeleid bij winkelgebieden en winkelcentra, ‘belevenis’ voor consumenten. Het boek komt niet alleen van de hand van Van Tellingen, in de inleiding noemt hij maar liefst achttien mede-auteurs die ook hebben meegeschreven of onderzoek hebben gedaan dat tot dit boek heeft geleid. Onder die achttien: Gertjan Slob (van Locatus, winkelvastgoedonderzoeker en leegstandspecialist), Jeroen van der Weerd (Supermarkt & Ruimte, we noemden hem al even, hij is ook een van de mensen die meewerkt aan de verkiezing ‘Mooiste Supermarkt van het Jaar’, dat is dit keer de Albert Heijn van franchiser Geveling), Tjerk van Leusden (van vastgoedadviseur Supervastgoed) en Aart-Jan van Duren (adjunct-directeur van Bureau Stedelijke Planning).
De aankondiging van het boek ‘waarom stenen winkels winnen’ ging onder andere via een mail. Van Tellingen zei zelf in die mail (ongeveer een week voor de kerst): het boek kan ook bij mij worden opgehaald, bij Strabo dus, en wie wil komen, krijgt van mij dan een presentatie. Dus mailden we terug: ik kom dat boek halen. En zo zaten we een tijd later bij Van Tellingen in z’n werkkamer.
#1 uit het boek:
“Een webbedrijf als Rocket Internet gelooft ook heilig in die gigantische online-groei. Rocket Internet is het moederbedrijf van Zalando. Én van Hello Fresh. De grote concurrent van Marley Spoon. Ook de toekomstvoorspellers van onze eigen ING en Rabobank zijn ‘webbelievers’. En voorspellen dus een enorm marktaandeel van de online-supermarkt. Al hebben ook zij hun oorspronkelijke voorspelling (30 tot 50% online richting de jaren 2025-2030) al een stuk naar beneden moeten bijstellen.”
“Veel partijen in de markt druppelen een zeker optimisme over online de media in”, vertelt Van Tellingen in zijn werkkamer. “Banken, de een wat meer dan de ander, hebben geïnvesteerd in internetbedrijven. Adviesbureaus hebben internetbedrijven als klant. Zij vervullen een rol van betrokkene en willen dat optimisme van internetbedrijven meehelpen verspreiden. Maar kijk je nu naar de ontwikkelingen bij giganten als Amazon en Zalando, dan zie je dat Amazon moeite heeft met e-commerce voor dagelijkse boodschappen en dat het Whole Foods heeft gekocht. Én dat het is gestart met de opening van winkels, zoals Amazon Go. Zalando, dat heb ik al eens eerder gemeld, meldt elk jaar een stijging van de omzet, maar verderop in dat jaar meldt het altijd dat er extra kosten zijn ontstaan en dat de winst daardoor minder zal zijn dan eerder werd aangegeven. Sterker nog, Zalando en Rocket Internet lijden verlies, soms tegen het miljard euro per jaar.”
#2 uit het boek:
“De totale supermarktomzet in 2017 bedraagt € 35,6 miljard. Uit onze laatste meting (najaar 2017) blijkt dat 1,6% van de supermarktomzet (van consumenten) via het online-kanaal gaat. Hiermee is dit aandeel ten opzichte van een jaar geleden met 0,3% gestegen (was 1,3% in najaar 2016). Ten opzichte van 2015 is het aandeel met 0,8% gestegen (was 0,8% in 2015). Het online-aandeel van de supermarktomzet groeit dus steeds trager (jaarlijkse groei was eerst 0,5% en is nu 0,3%) Terwijl in absolute getallen het omzetvolume van de groei online ook daalt. € 162 miljoen groei van 2015 naar 2016. En € 126 miljoen van 2016 naar 2017. (…)
De online-omzet van supermarktbestedingen door gezinnen bedraagt op dit moment circa € 567 miljoen. De totale groei van de omzet van fysieke supermarkten op jaarbasis bedraagt bijna € 1 miljard (€ 1,1 miljard groei supermarkten – van € 34,5 miljard in 2016 naar € 35,6 miljard in 2017 – minus € 126 miljoen groei online) en is dus bijna twee keer zo groot als het totale online-aandeel.”
Van Tellingen: “Die ‘laatste meting’ in het boek is nu niet meer de laatste. We hebben afgelopen najaar nog een laatste meting gedaan. Die kon ik niet meer in mijn boek verwerken. In die meting is de online-omzet wél gestegen, maar nog steeds is de groei van fysieke supermarkten groter. En deze maand hebben we weer berichten kunnen lezen over de enorme verliezen van Picnic. Mooier kan ik het niet maken. Supermarkten melden dat hun online-omzet stijgt, maar de omzet die zij via hun winkels behalen, is gewoonweg veel meer gestegen.
Daarnaast, het percentage consumenten dat in ons onderzoek zegt ‘misschien’ in de toekomst online boodschappen te gaan doen, stijgt niet meer. Het was 26% najaar 2015, het daalde naar 21% najaar 2016 en is in najaar 2017 op 21% blijven staan. Ik zeg in mijn boek dat ik niet echt een fan ben van vragen onder consumenten naar toekomstig winkelgedrag, want je weet maar nooit hoe groot het verschil gaat worden tussen voornemens en daadwerkelijk gedrag, maar er komt hoe dan ook niks bij. En ik wijs er in mijn boek op dat niks erop wijst dat de vertragende groei opeens weer een grote vlucht zal nemen. Ook in landen waarin consumenten meer worden verleid om erin voorop te lopen, denk aan de VS en Engeland, groeien die aandelen niet substantieel meer.”
#3 uit het boek:
“Ook eten mensen online niet opeens meer biefstukken. Het enige argument om te investeren in online-supermarkten is concurrentie. Retailers gunnen elkaar de omzet niet. Dat sommige consumenten die lage prijs prettig vinden is leuk voor die consumenten. Maar dit zegt niets over de levensvatbaarheid.”
Van Tellingen: “Bij de detailhandel van bijvoorbeeld kleding zie je dat klanten in een winkel extra aankopen doen. Zeg: ik zocht een nieuw pak, maar ik koop daar ook een nieuw overhemd en een stropdas bij. Daardoor ontstaat er wat een retailer graag ziet: een ‘lange kassabon’, één transactie, méér artikelen. Die lange kassabon heeft de supermarkt altijd al, met uitzondering van de vergeten boodschap, maar online is die kassabon bij supermarkten niet opeens langer, nee, hij is juist korter.”
#4 Uit het boek:
“Er is meer innovatie in de fysieke supermarkt te vinden dan in de thuisbezorging. Melk en zuivel bezorgden we 150 jaar geleden ook al. Het enige wat erbij is gekomen is een leuke bestelapp. Terwijl je in de supermarkt tegenwoordig ook ‘kant-en-klare’ producten kunt kopen.”
Van Tellingen: “Ja, je kunt je afvragen waardoor mensen zich meer laten verleiden. Ik heb dat antwoord niet. Maar ben je klant omdat een supermarktketen een bestelapp heeft of ben je klant omdat een supermarktketen lekker eten voor je heeft. Ik zie bij supermarktbedrijven geregeld ook weer die gedrevenheid richting nieuwe technologie, het bij moeten benen. Maar zo’n Jumbo Foodmarkt met een groot aanbod lekker eten van La Place, is dat niet een veel betere vorm van innoveren?”
Wouter Kolk, ceo van Ahold Europa en Indonesië, heeft onlangs als het gezicht van Albert Heijn verklaard dat het maaltijden gaat bereiden en die maaltijden gaan dan als internetomzet en bezorging de deur uit, naar consumenten thuis.
Van Tellingen zegt daarover: “Ik zal niet beweren dat Wouter Kolk niet goed nadenkt over waar het naartoe moet met Albert Heijn, maar ik ben ergens bang dat het bedrijf er op termijn achter komt dat het zichzelf in de voet heeft geschoten. Lekker eten bedenken, dat móet AH natuurlijk blijven doen, zonder meer. Maar dat pushen richting e-commerce, internet en bestellen via je smartphone, ik twijfel eraan. Ik denk ook dat op een gegeven moment de aandeelhouders van Ahold Delhaize het niet meer accepteren, omdat het slechts – grote – verliezen met zich meebrengt. Kijkend naar wat consumenten willen en doen, dan zou ik eerder in winkels investeren dan in de volgende smartphonetechnologie.
In mijn boek zeg ik dat de supermarkt een bindmiddel in buurten en wijken is geworden, en ik ben niet de enige die dat zegt. Er zijn ook consumenten die een hekel hebben aan boodschappen doen en aan supermarkten. Voor hen is e-commerce een oplossing. Ik zal ook nooit zeggen ‘stop maar met die site en die app’. Ik zie het als een hulpmiddel voor consumenten, ook in de supermarktsector, maar alleen als hulpmiddel. Je moet het erbij willen doen. Maar de hoofdmoot van boodschappen doen zal ook in de toekomst via de fysieke supermarkt verlopen.”
Nog meer tekenen aan de wand over internet en e-commerce, uit het boek:
1/ Discounters als Action en Primark doen niet aan e-commerce en zij zijn succesvol.
2/ Zalando, aldus Van Tellingen, lijkt op een piramidespel. Het maakt elk jaar bekend dat het voor het eerst winst heeft gemaakt, maar ergens in augustus meldt het op ‘verborgen kosten’ te zijn gestuit, en die gaan dan weer van de winst af. Weg winst.
3/ “Als Bol.com zegt met 30% te groeien, zijn ze eigenlijk alleen maar met 7 of 8% gegroeid.” Dat zegt Van Tellingen op grond van het verschil tussen ‘eigen omzet’ en de omzet die het als platform behaalt, want dat is omzet van derden die hun waren op Bol.com aanbieden, door het verschijnsel ‘dropshipping’
4/ Zolang er financiers zijn die ergens in willen beleggen en geloven dat internet op termijn ‘het gaat worden’, zijn internetbedrijven telkens opnieuw van vers kapitaal voorzien en kunnen ze het weer een tijd volhouden.
5/ Internetbedrijven stappen over op fysieke winkels. Coolblue, Fietswinkel.nl, Amazon, Zalando en in China koopt Alibaba ‘complete winkelcentra’.
6/ Twee onderzoeken van recente datum laten zien dat 80% van de internetbedrijven geen winst maakt, wereldwijd. Daar zitten ook internetbedrijven bij van eenlingen op een zolderkamer die een handeltje drijven met een computer en wat leveringen.
7/ Via internet wordt vaak één product per transactie verkocht.
Waarom webwinkels ‘schadelijk’ zijn voor de samenleving:
1/ Webwinkels leiden tot meer verkeerscongestie en gevaarlijke situaties in de binnenstad.
2/ Grote adviesfirma’s hebben van oudsher weinig met de detailhandel en doen vaak verkeerde voorspellingen over de marktgroei.
3/ Banken doen daarin mee, met mogelijk als reden dat zij financier zijn van internetbedrijven/webwinkels.
4/ Webshops betalen geen (winst)belasting.
5/ Webshops worden vaak onevenredig bevoordeeld ten opzichte van fysieke winkeliers.
Rendementen van webwinkels:
1/ Uit publicaties zou blijken dat Amazon op zijn onderdeel ‘detailhandelsverkopen’ 1 miljard dollar per jaar verlies lijdt (de winst komt van andere activiteiten, zoals clouddiensten).
2/ Een van de mede-auteurs van het eerste boek, Gerard Zandbergen van Locatus, heeft vanuit de cijfers van Ahold Delhaize berekend dat dochter Bol.com per jaar meer dan € 100 miljoen verlies lijdt.
“Maar als je goed kijkt, zie je dat er een verandering op til staat. De geldpers draait steeds langzamer. De rente kruipt omhoog. Zodra financiële markten gaan veranderen – en dat is in de afgelopen tien jaar nog niet gebeurd – breekt de volgende fase aan voor online pure players die – omdat ze niet of nauwelijks geld verdienen – niet zo veel vet op de botten hebben. Zodra speculanten alternatieven hebben om te beleggen, valt de motor stil.”
“Online-verkoop is een distributiemodel. Maar geen verdienmodel. Een webwinkel runnen is een domme activiteit. Waarmee je zelden winst kunt maken.”
(Net voor het ter perse gaan van het januarinummer van FP zien we nog een interview met algemeen directeur Giovanni Colauto van De Bijenkorf bij RetailDetail. Die zegt dat De Bijenkorf met internetverkopen winstgevend is. Nou, vooruit, ééntje dan.)
Adam van Superunie
'De vervuiler betaalt' - maar liever niet
V.l.n.r.: Bas van Maren, Menno Flantua en Dick Roozen van Superunie in een symbolische pose, met centimeters… Want ook de lengte, breedte en diepte van elk afzonderlijk artikel moeten correct in ‘Adam’ staan.
‘Vanaf vandaag is de wereld weer een stukje mooier…
ADAM
is online.
Wij zijn enorm trots op onze nieuwste creatie en willen deze graag met je delen.
Maak een account aan op adam.superunie.nl en treed toe in zijn mooie maar eenvoudige wereld; u ziet dan direct hoe uw artikeldata erbij staat.
(sic – het is een soort jargon in datamanagement om ‘data’ als enkelvoud op te vatten, GL)
Vanaf volgende week neemt onze afdeling datamanagement contact met u op voor een uitgebreide kennismaking
De trotse ontwikkelaars: mdm@superunie.nl.’
Dit ‘geboortekaartje’ stuurde Superunie vanaf september naar zijn leveranciers en zijn leden.
Adam – Superunie zelf schrijft ‘adam’, zonder hoofdletter, vergelijkbaar Superunie-huismerk ‘g’woon’ – is het Superunie-platform waar de belangrijkste artikeldata bij elkaar komen in een leesbaar formaat. Waarom moest dit er komen? Wat is dit anders dan GS1 Nederland, de organisatie die de standaard vaststelt en bewaakt en op verbetering van de datakwaliteit binnen de sector aanstuurt? Een gesprek met Dick Roozen (algemeen directeur), Bas van Maren (financieel directeur) en Menno Flantua (manager master data management).
Het grote punt, dat maken Roozen, Van Maren en Flantua meteen duidelijk: de artikeldata kloppen nog steeds onvoldoende of zijn niet compleet. Hoe vaak? Hoe dan ook: té vaak!
Dat is een boodschap die ook vanuit GS1 Nederland te horen is. Bel GS1 Nederland en iemand daarvan legt je meteen uit dat ‘men daar nog steeds mee bezig is’. Ander voorbeeld: GS1 Nederland komt zo nu en dan in een artikel in vakbladen voorbij waarin het leveranciers oproept werk te gaan maken van een correcte aanlevering van gegevens voor DatakwaliTijd 2.0. De eerste deadline daarvan was afgelopen september, maar naderhand zagen we nog steeds soortgelijke oproepen van GS1 Nederland. Kennelijk zeggen retailers geen nee tegen nieuwe artikelen en blijft het aanrommelen met gegevens.
Flantua laat een beeld zien van verschillende databronnen waar food retailers mee werken en die al dan niet dezelfde informatie uitwisselen. We zien GS1 Nederland, SIM, PS in Foodservice, afbeeldingen uit een Superunie beeldbank en een zogeheten ‘Brandbank’ van marktonderzoeksbureau Nielsen. En al die verschillende databronnen, aldus Flantua, bieden delen van de data aan via eigen systemen en hebben – in Flantua’s bewoordingen – ieder ‘een eigen kwaliteitsniveau’, maar het totaal overzicht ontbreekt voor de leverancier.
Flantua: “Dat leidde tot Adam in z’n huidige vorm, een laagdrempelig platform waar artikeldata uit verschillende bronnen bij elkaar komt en waar wij onze leveranciers en leden laat zien welke data ontvangen zijn, of deze volledig zijn en of ze juist zijn, dit alles met de intentie om ze in de oorspronkelijke bron te laten corrigeren waar nodig.”
Gaan jullie alles controleren?
Flantua: “Wij gaan zeker niet nameten, Adam steunt op het sectorinitiatief DatakwaliTijd 2.0, waarin 70 velden fysiek worden gecontroleerd. Wij zien in Adam een verlenging van dit sectorinitiatief, het zorgt dat wij geen fysieke controles hoeven te doen, maar ons kunnen beperken tot een uitgebreide set aan controles die wij als logisch zien.”
Zitten leveranciers hierop te wachten?
Flantua: “De juiste artikeldata aanleveren blijkt nog steeds een lastige klus. Wij horen vaak dat de oorzaak ligt bij onvoldoende aandacht en prioriteit binnen het bedrijf. Wij zijn ervan overtuigd dat er geen leverancier is die ons bewust onjuiste artikeldata aanlevert, maar als wij niet vertellen wat incorrect is of hoe ze dit kunnen corrigeren, wordt het ook niet beter.
Transparantie is hierin volgens ons de sleutel tot succes. Wij hebben ons bij de ontwikkeling van Adam dan ook niet alleen gericht op de data-afdelingen, met Adam bieden wij ook onze commerciële contacten een eenvoudig instrument om te zien hoe goed zijn of haar organisatie op het gebied van artikeldata presteert door te laten zien wat er nog niet compleet en niet correct is.”
Wat is: niet compleet en niet correct?
Van Maren: “Adam richt zich op de logistieke informatie, afbeeldingen en wettelijk verplichte etiketinformatie, van alle artikelen. Hoe lang, breed en hoog is het artikel en de omverpakking ervan? Welke afbeeldingen zijn beschikbaar voor e-commerce en wat bevat het product? Om zo bijvoorbeeld de juiste informatie te verschaffen voor consumenten met allergieën, maar denk ook aan een juiste en tijdige afbeelding van een nieuw product, bijvoorbeeld als een lid van ons dit in zijn nieuwe weekfolder wil opnemen. Dan moet dat beeld voorhanden zijn.”
Om hoeveel gegevens per artikel gaat het dan?
Flantua: “Adam omvat ‘170 velden’ per artikel. Dat is lijkt inderdaad best veel, maar elke categorie kent zijn eigen set aan verplichte velden. Om maar een voorbeeld te noemen voor de categorie bier: hierbij verwachten wij een alcoholpercentage. Die informatie is een onderdeel van deze 170 velden, maar uiteraard verwacht je dit niet bij alcoholvrij bier. Ook vallen deze 170 velden alle binnen de Nederlandse GS1-standaard.”
Maar wat doen AH, Jumbo, Aldi en Lidl dan?
Roozen: “Dat weet ik niet, dat zul je aan hen moeten vragen.”
‘Een katalysator voor logistiek zonder gedoe.
Of een schappenplan zonder gedoe. Of een weekfolder zonder gedoe’
Maar u bent sinds enkele maanden lid van het bestuur van GS1 Nederland, daarin zijn alle retailers vertegenwoordigd, u bent daar Guus Slik namens Superunie in opgevolgd. GS1 heeft toch die taak en dat is toch het collectief?
Roozen: “Adam moet GS1 Nederland versterken en ondersteunen. We gaan niet het werk of het product van GS1 Nederland overnemen. Hier is ook nooit sprake van geweest. Leveranciers leveren via GS1 Nederland alle nodige gegevens aan. Maar Adam laat zien wat daar bij ons het resultaat van is, het is ‘een bril’ waarmee wij de leveranciers laten zien welke informatie zij via o.a. GS1 Nederland aan ons hebben gepubliceerd. Aan de ene kant stopt een leverancier informatie in een pijplijn en aan het uiteinde zien zij in Adam wat er wel en niet goed is. Mogelijk reageert een leverancier eerder op een verzoek vanuit de retail, dus ‘zijn klant’, dan vanuit GS1. Daar ligt natuurlijk wel weer een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik hoop immers dat iedere speler in de markt in elke schakel van de keten de noodzaak van correcte data ziet. ”
Hoe ver is Superunie nu met Adam?
Roozen: “We schieten lekker op, 97% van al onze leveranciers is momenteel op Adam ingelogd. Dat is een percentage waar we tevreden over zijn. Vervolgens zal de datakwaliteit zelf naar het gewenste niveau moeten en dat blijkt bij de meeste leveranciers goed te lukken.”
Flantua: “De laatste 3% zal in de komende weken worden aangesloten, maar het is een continue proces, zonder einde. Want er komen voortdurend nieuwe artikelen op de markt, retailers blijven altijd het assortiment veranderen, er doen zich in dat assortiment telkens nieuwe marktkansen voor, of dat nu van A-merkartikelfabrikanten is of dat wij zelf nieuwe producten op de markt brengen, zoals onder ons merk G’woon. Adam is een continue waakhond in dit proces en daarmee is het bij wijze van spreken nooit ‘af’.”
Van Maren: “De leveranciers zijn blij met Adam. We hebben al veel reacties gehad van leveranciers. Die schrokken van de fouten in hun artikeldata, maar blij waren met het inzicht dat wij bieden. Dat illustreert voor ons dat we er goed aan hebben gedaan om met Adam te beginnen. Doordat wij Adam hebben gelanceerd, worden de gegevens die GS1 Nederland ontvangt voor de gehele sector nu ook beter en completer.”
Ik las ergens dat Adam ook inkoopgegevens bevat. Kan een leverancier dan zien wat de inkoopprijs van Superunie is?
Van Maren: “Nee, op Adam staan alleen artikeldata die voor iedereen gelijk zijn, geen prijzen of verdere commerciële data. Om misverstanden te voorkomen: het kan niet zo zijn dat iemand van Coca-Cola kan zien welke producten zijn concurrent Vrumona aan Superunie verkoopt, geen concurrentiegevoelige informatie. Zo staan er ook geen lid-specifieke logistieke gegevens in die met de verschillende ketens te maken hebben. Dat is aan de retailers en formules zelf.”
Is Adam het begin van een nieuw traject binnen Superunie om met nieuwe commerciële gegevens in de hand te onderhandelen? Dat is het eerste waar ik aan dacht toen ik erover las.
Roozen: “Nee, het gaat hier puur om de juiste en complete gegevens. Wél zijn data een steeds belangrijker onderdeel van onze inkoop en zullen wij leveranciers erop attenderen als hun artikeldata niet correct of incompleet zijn. Want wij beschouwen de productdata als een integraal onderdeel van het geleverde product. Maar het is geen nieuw onderhandelingsinstrument voor ons. Wat het wél is: een katalysator voor logistiek zonder gedoe. Of een schappenplan zonder gedoe. Of een weekfolder zonder gedoe.”
En wat zijn dan die ‘herwerkkosten’?
Flantua: “Als wij en onze leden actie moeten ondernemen om gegevens op orde te krijgen, dan kost dat hoe dan ook tijd en handeling – wij maken dus kosten. Met Adam informeren wij leveranciers tijdig, zodat deze kosten kunnen worden voorkomen, maar blijft een leverancier in gebreke, dan schromen we niet om de kosten in rekening brengen, ‘de vervuiler betaalt’. We hebben eens uitgerekend wat het corrigeren van een fout in de artikeldata kost. Eén fout kost binnen de keten van Superunie en onze leden gemiddeld € 415,-. Kosten omdat er iets in een dc fout gaat, omdat er in de winkelschappen iets niet klopt etcetera. En dat dan bij dertien leden!”
‘Denk ook eens aan voedselveiligheid: daar wil je niet aan verdienen, je wilt dat het voor onze consument klopt en dat alle risico’s eruit zijn’
Maar dan proef ik toch iets van een verdienmodel…
Van Maren: “Nee, nogmaals, we hebben geen verdienmodel opgetuigd. We willen fouten en kosten voorkomen, we willen niet aan fouten verdienen. Als wij nu zouden kunnen constateren dat alle gegevens in GS1 en Adam correct en compleet zijn, dan zijn we veel dichter bij ons doel dan wanneer we facturen van herwerkkosten moeten versturen.
Denk ook eens aan voedselveiligheid: daar wil je niet aan verdienen, je wilt dat het voor onze consument klopt en dat alle risico’s eruit zijn. Dat geldt dus ook voor de beschikbare informatie over wat er in een product zit.”
Zien jullie een afname van fouten in de artikeldata?
Flantua: “Ja. In december hebben leveranciers met behulp van Adam zo’n 60.000 fouten gecorrigeerd. We zijn er nog lang niet, maar het kan dus wel!”
En wat vraag je dan concreet van een leverancier?
Flantua: “Wij verwachten van onze leveranciers commitment voor het DatakwaliTijd 2.0-programma en dat ze data uiteindelijk foutloos en tijdig aanleveren. Als je deze vastlegging wilt uitbesteden, dan kost dat slechts enkele tientjes per artikel. Een fout laten zitten en incompleet laten kost ons gemiddeld € 415,- en dan hebben we het er nog niet over wat het de rest van de sector kost. We vragen concreet dus van alle leveranciers om hier werk van te maken. Dus is ons verzoek: ‘leverancier, investeer alsjeblieft in de juiste informatievastlegging en -overdracht en voorkom dat wij extra werk moeten doen en daarvoor facturen de deur uit moeten sturen.’ En Adam gaat hen hierbij helpen.”
Misschien wel het meest prikkelende onderdeel van FoodPolicy’s Outbreak: het gesprek tussen columniste Rosanne Hertzberger en AH-duurzaamheidsdirecteur Anita Scholte op Reimer.
Rosanne Hertzberger, vooral bekend als wekelijkse columniste in NRC met haar tegendraadse maar hoe dan ook altijd even prikkelende als onderbouwde meningen, maar laten we ook haar spraakmakend boek ‘Ode aan de e-nummers’ niet vergeten. Anita Scholte op Reimer, al jarenlang bij Albert Heijn werkzaam, met name in de interessante rol van ‘verantwoordelijk voor productintegriteit’. Haar huidige functie omvat inmiddels heel wat meer: ‘vice president’ voor kwaliteit en duurzaamheid.
En saillant: op de eerste rij onder de congresgangers zit Simone Hertzberger, jarenlang verantwoordelijk voor voedselveiligheid en productintegriteit
bij Albert Heijn en dus de voorgangster van Scholte op Reimer, en tegelijkertijd de tante van Rosanne. Of die situatie ook aan bod kwam op het congres?
Jazeker. Dagvoorzitter Martijn de Greve vroeg aan Simone Hertzberger over Rosanne’s jeugd… “O, Roosje had altijd al een eigen mening.” Waarna ‘Roosje’ aan Scholte op Reimer vroeg of zij ook een tante mee had genomen voor vragen over ‘Anita als kind’, om het gesprek wat gelijkwaardiger te krijgen.
Anita Scholte op Reimer ging van non-food naar de flavourindustrie en kwam naderhand min of meer toevallig bij Albert Heijn terecht. Ze hoefde niet zo nodig weg bij die flavourproducent, maar een gesprek bij Albert Heijn, ach, waarom niet? Van ‘waarom niet?’ werd het een baan bij AH en dan vooral op inkoop. “Omdat ik het idee had dat AH op sommige punten toen eerste divisie speelde, terwijl het voor AH heel goed mogelijk was om eredivisie te spelen.”
Een interview met Rosanne Hertzberger als interviewer: dat kan eigenlijk overal over gaan. Maar het tweetal bleek veel overeenkomsten te
hebben, de ene is microbioloog, de ander bleek scheikunde gestudeerd te hebben. En waar is Scholte op Reimer het meest mee bezig? Met voedselveiligheid, verduurzaming van producten, verduurzaming van processen, milieumaatregelen… Met alles. “Maar voedselveiligheid is de
hoogste prioriteit. Als er opeens een belangrijke kwestie ontstaat en het gaat Albert Heijn ook aan, dan moet ik al dat andere laten vallen. Zoals in de zomer van de fipronilcrisis.”
Hertzberger: “Alles wat jij bij Albert Heijn doet, dat zijn eigenlijk allemaal onderwerpen die een
bedreiging zijn voor de omzet.” Scholte op Reimer: “Welnee, het zijn net zo goed kansen.”
Hertzberger: “Maar jij moet Marit toch altijd op de rem laten trappen als zij of iemand anders weer een gek idee heeft dat wat jou betreft niet door de beugel kan?” Scholte op Reimer: “Nee, want wij zijn ons allemaal bewust van onze rol.”
Wat Scholte op Reimer daarmee bedoelt? Een marktpartij met ongeveer 35% marktaandeel in supermarktland kan zich geen uitglijders veroorloven. En dat besef is niet alleen het besef van de directeur productintegriteit en/of duurzaamheid, maar dat zit overal bij AH.
“Bovendien heeft het onderwerp in pakweg de laatste tien jaar ook een enorme vlucht genomen. Tegenwoordig is iedereen wel aan het nadenken
over wat hij of zij eet, over gezonde voeding, over de vraag hoeveel vlees je zou willen of moeten eten. Wij zijn ergens in 2011, na gesprekken met JOGG (Jongeren op Gezond Gewicht, red.) begonnen met de verduurzaming van ons assortiment. Dat is ook geen aparte afdeling,
iedereen die bij AH een functie heeft die met het assortiment te maken heeft, neemt dat in zijn overwegingen mee. De controles op de kwaliteit en samenstelling van ons assortiment zijn er alleen maar intensiever op geworden, met due diligence-onderzoek bijvoorbeeld, je bent ook veel vaker bij de bron van de producten aanwezig dan vroeger, want je wilt gewoonweg dat alles voortdurend op orde is.”
Aanvankelijk was Hertzberger nog niet de doorbijtende interviewer zoals sommigen dat wellicht verwacht zouden hebben, eerder leken de
gesprekspartners toenadering te zoeken. Maar gaandeweg werd de vraagstelling kritischer, zeker toen voedselverspilling aan bod kwam.
Een bijzonder driemanschap, of eigenlijk ‘drievrouwschap’: Links Rosanne Hertzberger, die Anita Scholte op Reimer (rechts) interviewde, en in het midden Simone Hertzberger, die de voorgangster is van Scholte op Reimer bij AH, maar óók de tante van Rosanne Hertzberger.
Hertzberger herinnerde Scholte op Reimer fijntjes aan het moment, recent, bij Keuringsdienst van Waarde, waar AH min of meer op uitgleed, omdat de boodschap van het programma was dat AH op de ‘buitenbeentjes’ (lelijk uitziende paprika’s, wortels etc.) gewoon flink verdiende en AH dat in het programma niet kreeg rechtgepraat. Scholte op Reimer vermeed een reactie op dat pijnlijke moment, maar zei wel: “De bedoeling van die buitenbeentjes is eigenlijk niks anders dan een poging om stap voor stap de consument te laten wennen aan lelijke agf. En als we daarin slagen, hebben we veel meer kans op een verdere terugdringing van verspilling.”
Hertzberger: “Wie help ik eigenlijk als ik een artikel uit die ‘bijna-tht-koeling’ pak met 35% korting? Want anders gaat het naar de Voedselbank? Dan eet ik het eten op van mensen die dat maar wat graag hadden willen hebben!”
Scholte op Reimer: “Eten dat nog maar een dag goed is op tht-basis gaat niet zomaar allemaal naar de Voedselbank, daar komen verschillende stromen bij kijken, een deel ervan gaat helaas naar de destructor, maar ook die kan voedsel weer hergebruiken, door omzetting van stoffen wordt dat bijvoorbeeld weer een basisproduct voor andere productie. Of het wordt veevoer.”
Zeker zo prikkelend werd het toen Hertzberger meer haar eigen indrukken ten beste gaf. Zoals: “Al die strijd om zout, suiker en vet te verminderen: raar toch, als je bedenkt dat we niet echt goed weten wat er nou zo slecht is aan zout. Ja, de bloeddruk. Maar we weten helemaal niet hoe groot de verschillen tussen mensen zijn, de een kan veel meer zout hebben dan de ander.”
En: Hertzberger heeft zich jaren geleden al een fervent voorstander getoond van het eten van voorbereid en voorbewerkt eten. Bij Pauw of Jinek kon het tv-publiek haar in een AH zien staan bij de koelingen en verklaren dat ze maar wat graag maaltijden en maaltijdsalades at – gezin of geen gezin. Altijd beter dan dat je zelf kookt. Daar had de zaal wel wat vragen over. “Nou ja, altijd beter dat je de producent de biochemische processen laat doen dan wanneer je zelf maar wat aan het doen bent aan het kookfornuis. En daarbij, de kokende persoon is nog altijd vooral de vrouw in het gezin. Als we dat patroon loslaten, kan dat een enorme bevordering van emancipatie zijn, en anders zorgt het wel voor enorme tijdwinst.”
Ook de nadruk op al dat verse eten, dat dat beter zou zijn voor je dan houdbaar eten. Hertzberger bekeek het met een microbiologische bril en gelooft er maar weinig van. En vindt ook dat AH zich sterk op vers focust omwille van de marge op verse artikelen. Met als gevolg ook meer kans op voedselverspilling. De ‘kookcultuur’, nee, daarvoor moeten we nog steeds niet bij Rosanne Hertzberger zijn.